Foto van Annemieke Romein, gemaakt door Roy Borghouts Fotografie

Exploratief Onderzoek: Hoogbegaafdheid in het Hoger Onderwijs

Uit een verkennend onderzoek onder zestig studenten (MBO, HBO en WO) en twintig PhD’s/Postdocs blijkt dat hoogbegaafdheid vaak vooral buiten de studie zichtbaar is. Veel deelnemers geven aan nooit goed te hebben geleerd hoe ze effectief kunnen studeren, waardoor ze hun motivatie sterk laten afhangen van de mate waarin ze het nut en de samenhang van de opleiding ervaren. Ze voelen zich daarbij onvoldoende ondersteund door docenten, die volgens hen te weinig uitleggen waarom opdrachten of vakken relevant zijn voor de persoonlijke ontwikkeling.

Vooral groepsopdrachten worden als ‘noodzakelijk kwaad’ bestempeld, mede door het ontbreken van duidelijke taakverdeling en afspraken. Ook valt op dat ruim negentig procent hun hoogbegaafdheid niet met docenten of begeleiders bespreekt, uit angst verkeerd begrepen te worden of arrogant over te komen.

Hoewel het onderzoek exploratief van aard is, wijst het op de noodzaak om hoogbegaafdheid binnen het hoger onderwijs serieuzer te nemen. Zo zouden passende ondersteuning en begeleiding, een veilige leeromgeving en meer flexibiliteit in toetsingsvormen en aanwezigheidseisen kunnen bijdragen aan een beter welzijn en optimaal gebruik van het potentieel van hoogbegaafde studenten.

(Samenvatting IHBV)

Het onderzoek is uitgevoerd door dr. C. Annemieke Romein van UTwente, voormalig KNAW Huygens Instituut.

Onderstaand lees je haar volledige samenvatting en vind je een link naar het complete onderzoek:

Exploratief Onderzoek: Hoogbegaafdheid in het Hoger Onderwijs

In het kader van de ECHA-specialistopleiding (ICBF, Uni-Münster) heb ik een (Engelstalig) exploratief onderzoek uitgevoerd naar de ervaringen van BA/MA-studenten en PhD’s/Postdocs met het hoger onderwijssysteem. Aan dit onderzoek namen 60 studenten (1 MBO, de rest HBO en WO) en 20 PhD’s/Postdocs deel uit verschillende studierichtingen. Omdat het onderzoek exploratief van aard is, en de resultaten met voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd, is gekeken naar de ervaringen van deze deelnemers met (studie)motivatie, timemanagement en verschillende toetsingsmethoden (inclusief thesis/dissertatie).

Opvallend is dat een groot deel van de studenten aangaf dat hun hoogbegaafdheid vooral buiten de opleiding zichtbaar is (39 van de 60) versus slechts 21 studenten die aangaven dat dit binnen hun opleiding duidelijk is. Veel deelnemers gaven bovendien aan dat ze nog steeds niet hebben geleerd hoe ze effectief kunnen studeren (‘leren leren’). Motivatie lijkt sterk samen te hangen met het zien van het nut en het grotere geheel van de opleiding, maar dit wordt volgens de respondenten vaak onvoldoende belicht door docenten.

Dit gebrek aan duidelijkheid speelt ook een belangrijke rol bij de motivatie om opdrachten te maken , aldus de respondenten. Taken en opdrachten zijn niet altijd duidelijk omlijnd. Docenten communiceren vaak niet goed genoeg waarom de opdracht nuttig is voor de persoonlijke ontwikkeling van de student en hoe deze past binnen de opleiding (top-down benadering). Dit belemmert de motivatie om aan de slag te gaan. Groepsopdrachten worden door veel HB-studenten ervaren als een ‘noodzakelijk kwaad’. Het belang van duidelijke taakafbakening en heldere afspraken worden hierbij nadrukkelijk genoemd.

De deelnemers deelden onder meer hun methoden om te plannen, zoals met kleurcoderingen, de Pomodoro-techniek en het plannen in kleine blokjes in een digitale agenda. Bij toetsingsmethoden valt op dat multiplechoicevragen vaak als verwarrend en afleidend worden ervaren. Daarentegen kunnen open vragen problematisch zijn doordat de beschikbare tijd onvoldoende ruimte laat voor een volledig en specifiek antwoord. Begrippen die essentieel zijn voor het antwoord worden vaak niet expliciet gedefinieerd, omdat deze als vanzelfsprekend worden beschouwd.

Tijdens het proces van het schrijven van langere teksten (zoals essays, theses en dissertaties) blijkt de interactie met de begeleider cruciaal. Echter, de balans tussen autonomie enerzijds en behoefte aan structuur anderzijds, blijkt voor begeleiders vaak lastig te vinden. Communicatie speelt hierbij een essentiële rol, maar ongeveer 90% van de deelnemers gaf aan hun hoogbegaafdheid niet te bespreken met docenten of begeleiders. Dit is verontrustend, vooral omdat veel respondenten aangeven dat ze bang zijn arrogant over te komen of dat hun situatie niet wordt begrepen. In enkele gevallen gaven respondenten zelfs aan dat studieadviseurs negatief reageerden, met opmerkingen als ‘iedereen heeft problemen’.

Hoewel het belangrijk is om voorzichtig te zijn met het generaliseren van de resultaten van een exploratief onderzoek, zijn er enkele duidelijke aanbevelingen die naar voren komen:

  1. Hoogbegaafdheid moet binnen het hoger onderwijs – en met name bij universiteiten en academische instellingen – serieuzer worden genomen. Dit omvat het ontwikkelen van ondersteuning en het aanpassen van onderwijs .
  2. Het creëren van een veilige leeromgeving en een verbeterd sociaal klimaat moet prioriteit krijgen. Veel respondenten ervaren het hoger onderwijs als onveilig en stressvol, met burn-outklachten als (potentieel) gevolg.
  3. Grotere flexibiliteit bij toetsingsvormen en aanwezigheidsverplichtingen zou een aanzienlijke verbetering kunnen zijn. Het toestaan van alternatieve afsluitingsmethoden voor vakken kan helpen om hoogbegaafde studenten beter te ondersteunen.

Door deze aspecten meer aandacht te geven, kan het hoger onderwijs niet alleen bijdragen aan het welzijn van hoogbegaafde studenten, maar ook hun potentieel beter benutten. Zie voor het complete onderzoek: https://zenodo.org/records/14539984.

(Dr.) C. Annemieke Romein

(voormalig KNAW Huygens Instituut/ momenteel UTwente)

Foto gemaakt door Roy Borghouts Fotografie