Hooggevoeligheid of hoogsensitiviteit: geen eenduidige begrippen

Noks Nauta

De komende tijd staat er in drie HB-cafés in verschillende plaatsen het thema hooggevoeligheid bij hoogbegaafden op het programma. Wij menen bij het IHBV dat hooggevoeligheid vaak samengaat met hoogbegaafdheid en wij gaan daarbij uit van het Delphi-model van hoogbegaafdheid (Kooijman – van Thiel, 2008). In het Delphi-model wordt hooggevoeligheid gezien als het verschijnsel dat alle zintuigelijke prikkels tegelijkertijd, in volle nuance, heel precies, met volle lading binnenkomen. Er zijn daarbij ook neurofysiologische aanwijzingen dat hoogbegaafden een gradueel ander neurologisch systeem zouden hebben: meer, dunnere en snellere zenuwen, gevoeligere zenuwuiteinden, meer en snellere synapsen en het brein is op meerdere plaatsen tegelijkertijd actief.

Naast deze uitleg van hooggevoeligheid vanuit het Delphi-model hoogbegaafdheid zijn er verschillende andere theorieën en modellen waar over hooggevoeligheid wordt gesproken. We noemen er enkele:

Elaine Aron spreekt van Highly Sensitive Persons. Dit zou gaan om zeker 20% van de bevolking. Aron heeft hiervoor vragenlijsten ontwikkeld en jarenlang onderzoek gedaan. Zie haar website.

Kazimierz Dabrowski spreekt van vijf ‘overexcitabilities’: psychomotorisch, sensueel, imaginatief, emotioneel, intellectueel. Dit zijn eigenlijk ontwikkelingspotentiëlen, gebaseerd op observeren van hoogbegaafde kinderen. (Mendaglio, 2008)

Mary-Elaine Jacobsen koppelt het aan intensiteit. Zij ziet in veel kenmerken van hoogbegaafden dat die zich uiten in een situatie van balans, of in valkuilen die naar twee kanten kunnen doorslaan: collapsed en exaggerated. (Jacobsen, 2000)

In de verschillende HB-cafés staan verschillende modellen en theorieën centraal. Er is geen overkoepelende theorie.

Referenties:

Aron, E. Website:

Jacobsen, M.-E. (2000). The Gifted Adult. Ballantine Books.

Kooijman – van Thiel, M. B. G. M. (red). (2008) Hoogbegaafd. Dat zie je zó! Over zelfbeeld en imago van hoogbegaafden. Ede: OYA Productions.

Mendaglio, S. (2008). Dabrowski’s theory of positive disintegration. Scottsdale: Great Potential Press.