Manon Savelkoul schreef voor ons een recensie van het boek “Beterweters. Van lastige naar optimale interacties in de GGZ”. Geschreven door Fredrike Bannink en René den Haan.
Gegevens van het boek:
Beterweters. Van lastige naar optimale interacties in de GGZ
Fredrike Bannink en René den Haan
Uitgeverij Boom
ISBN 9789089539199
Het boek in het kort
Elke behandelaar in de (geestelijke) gezondheidszorg kent ze wel: beterweters ofwel lastige patiënten die ‘ja-maar’ zeggen, veeleisend zijn of adviezen niet opvolgen. De auteurs vinden echter dat lastige patiënten niet bestaan. Interessante en uitdagende interacties bestaan volgens hen wél. Het goed omgaan met deze interacties is voor een groot deel een kwestie van kritische zelfreflectie door de behandelaar. Behandelaars die zich dat realiseren, zullen uiteindelijk wel beter weten. Dat is de boodschap. Het boek is een handreiking om als behandelaar uiteindelijk zo’n beterweter te worden.
Beterweters?
Volgens de auteurs zijn beterweters mensen die menen het beter te weten en/of het gewoon ook echt beter weten. Beterweters slaat niet alleen op behandelaars maar ook op patiënten. Het boek geeft praktische adviezen en tips over hoe je een behandelaar kunt worden die het echt beter weet. De auteurs zijn van mening dat het behandelaars niet zou misstaan om, vaker dan nu gebeurt, bij het stagneren of mislukken van een behandeling de verantwoordelijkheid bij zichzelf te leggen.
Wat gaat het boek over?
Het boek begint met een beschrijving van wat behandelaars zeggen over patiënten die het beter (menen te) weten en wat patiënten zeggen over behandelaars die het beter (menen te) weten. Hoofdstuk 2 gaat over lastige interacties en hoofdstuk 3 over hoe behandelaars deze kunnen omzetten in optimale interacties. Hoofdstuk 4 stelt de behandelaar in de hoofdrol bij de beschrijving van manieren om een behandeling te laten slagen. Hoofdstuk 5 geeft tips voor specifieke situaties waarin lastige interacties kunnen voorkomen zoals onvrijwillige patiënten, voortslepende behandeling en patiënten met onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK). In hoofdstuk 6 staan tips van patiënten aan behandelaars. Hoofdstuk 7 heeft als titel ‘Opleiding’ en gaat over wat er beter kan in de opleiding van behandelaars in de (g)gz maar bevat ook tips voor ervaren behandelaars. In het laatste hoofdstuk beantwoorden de auteurs vragen die tijdens de door hen gegeven behandelingen, coaching, supervisies en trainingen gesteld werden.
Voor wie?
Het boek is geschreven voor behandelaars in de (geestelijke) gezondheidszorg die het belangrijk vinden om de samenwerking met patiënten optimaal te laten verlopen. De auteurs geven aan dat de inhoud van het boek ook in een breder verband van toepassing is omdat lastige interacties ook in andere beroepsgroepen en andere situaties voorkomen zoals bij leidinggevenden, coaches, mediators, ouders en hun (puber)kinderen of leerkrachten en hun leerlingen. De wetenschappelijke onderzoeken, casussen, oefeningen, verhalen en tips hebben echter vooral betrekking op de geestelijke gezondheidszorg en in iets mindere mate op de somatische gezondheidszorg.
Het is even zoeken…
Het boek heeft een brede focus met uitweidingen. Het is dus zoeken naar wat aansluit bij jouw situatie. Dat kan soms lastig zijn vanwege lange stukken tekst zonder tussenkoppen. Maar ook doordat de titels van de hoofdstukken en paragrafen niet altijd dekken wat erin staat en je uit de titels van de oefeningen soms niet kunt afleiden waar ze precies over gaan. Zo staat in een paragraaf over drop-outs een citaat van een psychiater over agressieve patiënten. Mét een tip over hoe om te gaan met agressiviteit die je niet vindt als je dit stuk over drop-out niet leest. Verder leidden de casussen, citaten en verhalen mij soms af omdat ik ze niet in de context van het verhaal vond passen.
Interessant voor (behandelaars van) hoogbegaafden?
Het boek gaat niet specifiek over hoogbegaafden of hun behandelaars. Maar gezien de titel was het wel interessant om te kijken of het boek aanknopingspunten zou kunnen geven voor (behandelaars van) hoogbegaafden. Het profiel van de hoogbegaafde komt niet expliciet naar voren. Sommige kenmerken van ‘moeilijke’ patiënten overlappen echter met kenmerken van hoogbegaafdheid (zich niet houden aan protocollen en richtlijnen van een behandelaar – autonomie) en andere kenmerken met hoe behandelaars hoogbegaafden soms zien (veeleisend, mondig, manipulerend). Interessant voor (behandelaars van) hoogbegaafden is de insteek dat weerstand en non-compliance van de patiënt volgens de auteurs door behandelaars moeten worden opgevat als zijn of haar unieke manier om te laten weten wat wel en niet werkt in de behandeling en zijn of haar leven. De oproep aan behandelaars om hier iets mee te doen, krijgt vooral in hoofdstuk 4 (‘De behandelaar in de hoofdrol’) concreet vorm. Het is aannemelijk dat bijvoorbeeld een relatie gebaseerd op samenwerking, individuele verantwoordelijkheid en autonomie in de behandeling van hoogbegaafden goed zal werken. Een deel van de tips en oefeningen in het boek sluit hier op aan. Voor hoogbegaafde cliënten/patiënten toont de positieve insteek van het boek dat het vaak beter kan en dat je geen genoegen hoeft te nemen met een behandelaar over wie je niet tevreden bent. Kortom, voor wie niet gelooft in ‘lastige’ patiënten of er niet langer in wil geloven, kan dit boek een hulpmiddel zijn om op dit gebied een echte beterweter te worden.
Manon Savelkoul is gepromoveerd gezondheidswetenschapper. Zij werkt vanuit het IHBV aan een onderzoek naar wat hoogbegaafden als werkzaam en als niet werkzaam ervaren in de therapeutische relatie met hun psychotherapeut.