Bij het doorbladeren van dit boek valt het open op pagina 86. Ik lees een tussenkopje: “Het toverwoord: ruimte” en onderaan de pagina: “Nog een toverwoord: contact”. Dat bevalt me. In een paar woorden de kern van wat hoogbegaafde kinderen en volwassenen nodig hebben
De auteurs willen vooral een positieve kijk bieden op hoogbegaafdheid. Dat is zeker nodig omdat in het onderwijs een gemiddelde leerkracht hoogbegaafdheid vooral als een probleem beschouwt.
Het boek behandelt in zeven hoofdstukken o.a. een andere kijk op intelligentie, de overexitabilities van Dabrowski, IQ-testen, verschillen tussen hoogbegaafdheid en ADHD en autisme, dagelijks leven (perfectionisme, mindset, zingeving) en een ideale leeromgeving. Aan het eind van elk hoofdstuk en soms ook tussendoor staan tips. Ze zijn aangegeven met een symbool in hartvorm en onderverdeeld in “Doe wat kl♥pt, ouder/leerkracht” en “Doe wat kl♥pt, hoogbegaafde”. Inhoudelijk komen deze tips wel vaak overeen, maar de hoogbegaafde (vaak het kind) wordt hierin apart aangesproken. Nadrukkelijk wordt in het voorwoord genoemd, dat het boek bedoeld is voor iedere hoogbegaafde (niet alleen kinderen, maar ook volwassenen) en voor iedereen die met hen samenleeft of –werkt (ouders, leerkrachten, collega’s, enz.).
Dit boek is geschreven door drie vakvrouwen, die elkaar kennen van de postacademische opleiding tot Specialist Hoogbegaafdheid (ECHA-opleiding). Ik zelf ken hen daar ook van: we zaten bij elkaar in de opleidingsgroep. Eén van de eerste dingen, die je daar leert, is dat er honderden definities over hoogbegaafdheid bestaan. De auteurs durven het aan om daar opnieuw een definitie aan toe te voegen:
Hoogbegaafdheid benaderen wij als een (zeer) hoge mate van alertheid, op zowel cognitief, gevoelsmatig als zintuiglijk vlak. Deze alertheid uit zich in vele vormen: het stellen van honderden vragen, een creatief idee, een heftige emotie, een hoge lat, …..
Het is een poging om bij de term hoogbegaafdheid de aandacht te verleggen van louter een IQ-testscore naar een andere, veel bredere kijk op het ‘zijn’ van hoogbegaafden. Het liefst zouden ze ‘hoogbegaafdheid’ vervangen door ‘hoogalertheid’, maar om praktische redenen zien ze daar van af.
Verrassend vond ik deze nieuwe kijk op intelligentie. Alex Wissner-Gross wordt aangehaald, die zegt dat intelligentie het openhouden is van toekomstige mogelijkheden, jezelf niet vastzetten. Het sluit volgens de auteurs mooi aan bij wat een hoogbegaafde ‘anders denken’ noemt.
Hoe anders is deze andere kijk op hoogbegaafdheid? Voor volwassenen, die het Delphi-model van hoogbegaafdheid kennen en het boek van Kooijman “Hoogbegaafd. Dat zie je zó!”[i] gelezen hebben, is het minder verrassend. Ook bij de opzet van het Delphi-model was een positieve kijk op hoogbegaafdheid het uitgangspunt. Het boek van Kooijman staat wel in de literatuurlijst vermeld, maar opvallend genoeg wordt er nergens naar verwezen en wordt ook het Delphi-model nergens genoemd.
In de wereld van het onderwijs aan het hoogbegaafde kind is dit boek een verademing. Het is te waarderen dat de auteurs niet blijven steken in de kindertijd, maar een verbinding willen leggen naar de volwassenheid.
De tips die staan vermeld en aangegeven met een hartvormig symbool, vind ik erg leuk.
Voor collega’s van hoogbegaafden is dit boek minder aan te raden. Eerlijk gezegd vraag ik me af of dit boek ook voldoende te bieden heeft voor de hoogbegaafde volwassene zelf. Daarvoor zijn de praktijkvoorbeelden te veel gebaseerd op ervaringen uit de kindertijd. In het voorwoord staat weliswaar dat je voor ‘school’ ook ‘werk’ kan lezen, maar slechts 6 van de ruim 50 voorbeelden gaan over volwassenen. Ook de tips zijn vooral voor kinderen en hun ouders/leerkrachten geschreven. Eén van de tips, waar ook volwassenen iets aan hebben, luidt: “Leer hoe je andere mensen je mening, feedback of kritiek kunt geven zonder dat ze daar geïrriteerd van raken”. Hóe je dat dan vervolgens kunt doen, moet je zelf uitzoeken. Ik mis specifieke contexten, die betrekking hebben op zaken die zich op volwassen leeftijd afspelen. Slechts één keer is er het voorbeeld van Karin, die zich niet gelukkig voelt op haar werk, voor wie de vergaderingen veel te langzaam gaan, van wie de ideeën niet worden begrepen totdat iemand anders een half jaar later met hetzelfde idee op de proppen komt. Voor collega’s of leidinggevenden kan ik geen enkele geschikte tip vinden, bijvoorbeeld over hoe om te gaan met de slimme, maar eigenzinnige medewerker. Graag zou ik tips hebben gezien hoe hoogbegaafde werknemers zelf kunnen aangeven wat hun behoefte is of hoe zij hun werkomgeving kunnen beïnvloeden.
Ondanks de opmerkingen die ik heb over met name de geschiktheid voor hoogbegaafden op het werk, vind ik dit een mooi boek. Het is een warm pleidooi voor meer begrip en meer ruimte voor hoogbegaafd-zijn. Het lijkt mij vooral geschikt voor kinderen en voor ouders en leerkrachten van hoogbegaafde kinderen. Als ouders zichzelf herkennen in de kenmerken van hoogbegaafdheid van hun kroost, is het goed om te lezen, dat ook hoogbegaafde volwassenen deze mooie en soms lastige eigenschappen hebben.
Irmgard Ballast,
Specialist Gifted Education en KernTalentenanalist.
[i] Kooijman-van Thiel, M. (2008). Hoogbegaafd, dat zie je zo! Over zelfbeeld en imago van hoogbegaafden. Ede: OYA productions.