Recensie ‘Sporen van talent’ van Lidewey van der Sluis en Monique de Vos door Ivo Klamer

Ivo Klamer schreef voor ons een recensie van het boek “Sporen van talent” van Lidewey van der Sluis en Monique de Vos.
sporenvantalent

Recensie ‘Sporen van talent’ van Lidewey van der Sluis en Monique de Vos

Wat is de verhouding tussen talent, ambitie en succes? In het boek Sporen van Talent gaan Lidewey van der Sluis en Monique de Vos op zoek naar bepalende factoren in de lange weg van talent naar de top.

Met als uitgangspunt de stelling dat de ontwikkeling van talent door meerdere elementen wordt beïnvloed, nemen de auteurs de levensloop van 20 bekende, succesvolle Nederlanders onder de loep. In het boek passeert een uiteenlopende selectie van landgenoten de revue: politici, bestuurders en ondernemers, maar ook modeontwerpers, tv-presentatoren, predikanten, een kunstenares en een profvoetballer.

Het onderzoek
Hoewel de weergave van de verschillende interviews een belangrijke plaats inneemt in het boek, gaat de publicatie een stuk verder dan dat. Van der Sluis en De Vos wijden verschillende hoofdstukken aan het conceptuele kader en de onderzoeksmethoden die ze hebben gebruikt.
Voor hun onderzoek maken de auteurs een onderscheid tussen de kindertijd en de volwassenheidsfase. Voor de kindertijd inventariseren ze de omstandigheden waaronder het talent is opgegroeid, de bouwstenen die het als kind al in zich had en de aspecten die van huis uit met de paplepel zijn ingegoten. In de volwassenheidsfase staat de interactie tussen de persoon en zijn of haar omgeving centraal. Binnen dit kader gaan de auteurs op zoek naar succesfactoren, waarbij verschillende variabelen worden meegenomen. Doel van het onderzoek is na te gaan in hoeverre het talent van de geïnterviewde personen kan worden herleid tot een zogenoemde ‘gouden mix’ van kwaliteiten, mentaliteit en mogelijkheden.

Talent of succes?
Wie geïnteresseerd is in het boek, doet er goed aan zich te realiseren wat precies wordt bedoeld met het woord talent. Het onderzoek richt zich niet op talenten in de betekenis van mensen met een veelbelovend potentieel, maar op mensen die op een bepaald maatschappelijk terrein uitblinken en daarin hun sporen ruimschoots hebben verdiend. Personen die niet alleen ‘talent hebben’ maar vooral ook ‘talent zijn’. Van der Sluis en De Vos omschrijven talenten als ‘personen die in Nederland boven het maaiveld uitsteken’ en daarom ‘per definitie succesvol’ zijn. Ze gaan er daarbij vanuit dat er geen talent kan bestaan zonder omgeving, context of podium. Deze definitie van de term ‘talent’ komt daardoor erg dicht bij het begrip ‘succes’ te liggen. Het boek had dan ook evengoed ‘Sporen van succes’ kunnen heten.

Slagen om de arm
Hiermee is gelijk een zwak punt van het onderzoek genoemd: het richt zich alleen op talent voor zover het om bekende, succesvolle personen gaat. Anders gezegd: om mensen die in de ogen van anderen geslaagd zijn in het leven. Hoe talent zich ontwikkelt bij de grote massa van mensen die niet in de schijnwerpers staat blijft buiten beschouwing. Waarom de ene talentvolle Nederlander zichtbaar succes heeft met zijn of haar talent en de andere niet, kan niet worden achterhaald.
Dat de auteurs zich hier goed bewust van zijn blijkt uit het derde hoofdstuk, waar uitgebreid wordt ingegaan op de keuzes die tijdens het onderzoek zijn gemaakt. Van der Sluis en De Vos hebben hierin een aantal slagen om de arm moeten houden. Niet alleen valt een vergelijking met minder bekende talenten buiten het onderzoek, ook is de groep succesvolle personen die wel wordt geïnterviewd te klein om algemene conclusies te kunnen trekken. Verder bestaat de kans dat de geïnterviewden het geven van sociaal wenselijke antwoorden belangrijker hebben gevonden dan het open en bloot vertellen van de waarheid.
Het benoemen van dit soort beperkingen hoort bij een goede wetenschappelijke verantwoording. Toch lost benoemen alleen de tekortkomingen van dit onderzoek niet op. Of dit boek ‘kan helpen bij het voeren van de discussie in organisaties over tijd- en budgetbesteding om talent tot bloei te laten komen’ zoals in de inleiding werd aangekondigd, is dan ook de vraag.

Conclusies
Aan de interviews op zichzelf ligt het niet, die zijn goed geschreven en stuk voor stuk interessant om te lezen. Uit de bont geschakeerde groep van mannen en vrouwen uit allerlei beroepsgroepen, milieus en leeftijden komt een gevarieerd beeld naar voren. Wel valt te betwijfelen of de resultaten eruit kunnen worden verwerkt tot bruikbare handvatten en inzichten voor organisaties die werk willen maken van talentontwikkeling, zoals de auteurs claimen.
Daarvoor zijn de getrokken conclusies te algemeen en te weinig praktisch van aard, of komen over als een open deur (bijvoorbeeld ‘moeders spelen in de kindertijd van talenten een sleutelrol’). Ook is niet iedere stelling even onweerlegbaar: je had op grond van de onderzoeksresultaten in een aantal gevallen ook een andere conclusie kunnen trekken.
Om een voorbeeld te geven: één van de zaken die de auteurs aanstippen is dat de meeste respondenten zijn opgegroeid met het credo ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. De auteurs concluderen hieruit dat ‘de Nederlandse mentaliteit niet bijdraagt aan het streven naar excellentie’. Gezien het feit dat alle geïnterviewden ondanks deze mentaliteit toch hun talent hebben weten te ontwikkelen is het de vraag of deze mentaliteit wel zo’n remmende factor is als hier wordt verondersteld. Deze conclusie is – althans op basis van deze interviews – niet zonder meer te trekken.

Wat kan dit boek hoogbegaafde volwassenen bieden?
Hoewel vooral bedoeld voor organisaties die meer ruimte willen geven aan de stimulering en ontwikkeling van talent in organisaties, hopen de auteurs dat het onderzoek lezers ook persoonlijk aanspreekt. De insteek van het onderzoek en de nadruk op succes kunnen stimulerend werken voor lezers die zich bewust zijn van hun talent en de ambitie hebben om dit verder te ontwikkelen.

Dit geldt voor hoogbegaafden, maar eigenlijk ook voor iedere andere lezer. Hoewel de vraag hoe talent ten volle kan worden benut voor hoogbegaafden bijzonder relevant kan zijn, gaat dit boek immers in de eerste plaats over het verklaren van succes. En daar is hoogbegaafdheid een garantie noch een voorwaarde voor.
Sommige inzichten van de auteurs, bijvoorbeeld dat een aangeboren talent ruimte of aanmoediging van de omgeving nodig heeft om uit te groeien tot een competentie, zijn zeker relevant voor de ontwikkeling van hoogbegaafden. Ook kunnen zij zich geïnspireerd voelen door of zich herkennen in de gespreksverslagen. Maar tot baanbrekende nieuwe inzichten zal het naar alle waarschijnlijkheid niet leiden.

Ivo Klamer
Redacteur